Cursusinhoud
Introductie tot Python
Introductie tot Python
Gegevenstypen in Python
In Python, net als in veel andere programmeertalen, kun je werken met objecten van verschillende typen. Het begrijpen van de verschillen daartussen is cruciaal, vooral in termen van hoe ze in het computergeheugen worden opgeslagen. Hieronder staan de verschillende datatypes die beschikbaar zijn in Python.
Je hoeft niet meteen al deze datatypes uit je hoofd te leren, aangezien je ze niet allemaal direct zult gebruiken. In plaats daarvan zullen we elk type in detail verkennen in de komende hoofdstukken, indien nodig. Als je nieuwsgierig bent naar het type van een specifieke variabele, kun je de type()
functie gebruiken. En om het resultaat te zien, gebruik altijd de print()
functie.
# Create some variable var = 12 # Check variable type print(type(var))
Laten we beginnen met het verkennen van getallen in Python. De taal biedt de volgende numerieke typen:
int
– Vertegenwoordigt gehele getallen (bijv.3
,-1
,1003
).float
– Vertegenwoordigt decimale (zwevendekommagetallen) getallen (bijv.2.8
,3.333
,-3.0
).complex
– Vertegenwoordigt complexe getallen, meestal gebruikt in wetenschappelijke toepassingen (bijv.3+2j
).
Aangezien complexe getallen zelden worden gebruikt in alledaagse programmering, zullen we ons concentreren op integers en floats:
# Calculating respective numbers days = 792 / 24 seconds_in_hour = 60 * 60 # Displaying numbers and their types print("Numbers:", days, seconds_in_hour) print("Types:", type(days), type(seconds_in_hour))
Hoewel beide getallen int
waren, resulteerde hun deling in een float
(33.0
). Dit komt omdat Python ervoor zorgt dat deling (/
) altijd een float retourneert, zelfs wanneer het resultaat een geheel getal is, om consistentie te behouden.
Als je tussen numerieke typen moet schakelen, gebruik int()
om naar een geheel getal te converteren, float()
voor decimaal en complex()
voor complex getal. Wanneer je een decimaal naar een geheel getal converteert, laat Python het decimale gedeelte vallen zonder af te ronden.
# Variables int_num = 11 real_num = 16.83 # Displaying original and converted numbers (integer - to float, and vice versa) print(int_num, float(int_num)) print(real_num, int(real_num))
Bij het omzetten van een drijvend-komma getal naar een geheel getal, wordt het getal afgekapt door het decimale gedeelte te verwijderen, in plaats van het wiskundig af te ronden.
Bedankt voor je feedback!