Je hebt een eenvoudige Flask-applicatie gemaakt en logging ingesteld. Nu ga je de volgende stap zetten en deze applicatie verpakken in een Docker-image.

Waarom dit doen? Door de app te verpakken in een Docker-image kun je deze consistent uitvoeren op elke machine, zonder je zorgen te maken over ontbrekende afhankelijkheden of verschillen in de omgeving. Dit maakt het testen, uitrollen en delen van je app veel eenvoudiger en betrouwbaarder.

Het projectmap aanmaken

Eerst heb je een aparte map nodig om al je configuratie- en applicatiebestanden op te slaan. Open je terminal en voer het volgende commando uit:

Dit commando maakt een map genaamd elk-demo aan en navigeert er direct naartoe.

Vervolgens maak je het Flask-applicatiebestand aan:

Plak de code uit het vorige hoofdstuk in dit bestand.

Nu heb je een volledige Flask-applicatie die klaar is om verpakt te worden in een Docker-container.

Het aanmaken van het Dockerfile

Vervolgens maak je een Dockerfile aan. Het Dockerfile definieert hoe je jouw applicatie verpakt in een image. Voer in de terminal het volgende uit:

Plak de volgende code in het Dockerfile:

Je begint met een lichtgewicht Python 3.10-image, die een minimale omgeving biedt met Python geïnstalleerd. Vervolgens stel je een werkmap in binnen de container voor je app. Het Flask-applicatiebestand wordt in deze map gekopieerd en Flask wordt geïnstalleerd zodat de app kan draaien. De container wordt geconfigureerd om toegang te verlenen op poort 5000, en wanneer de container start, wordt je Flask-applicatie automatisch uitgevoerd.

Op dit punt is je app volledig voorbereid. Met dit Dockerfile kun je nu een Docker-image bouwen en deze overal uitvoeren, waardoor je zeker weet dat het consistent werkt op verschillende machines.