Vormen maken en selecteren

• Voor het maken van basisvormen ga naar de werkbalk en selecteer de gewenste vorm. Klik en sleep om de vorm te maken en laat de muisknop los om te voltooien;
• Om een vorm te deselecteren, gebruik de Selectietool of ga naar Selecteren > Deselecteren (sneltoets: Shift+Ctrl+A op Windows of Shift+Cmd+A op Mac);
• Houd Shift ingedrukt tijdens het maken van een vorm om bijvoorbeeld een perfect vierkant (voor rechthoeken) of een perfecte cirkel (voor ellipsen) te maken;
• Houd Alt/Option ingedrukt tijdens het slepen om de vorm vanuit het midden te schalen;
• Houd de spatiebalk ingedrukt tijdens het maken van de vorm om deze over het canvas te verplaatsen zonder de grootte te wijzigen;
• Een enkele klik op het canvas geeft de mogelijkheid om exacte breedte en hoogte voor de vorm in te voeren. Gebruik het kettingpictogram om verhoudingen te vergrendelen indien nodig;
• Voor het Veelhoek-gereedschap gebruik de Pijl omhoog en Pijl omlaag om het aantal zijden te verhogen of te verlagen (bijvoorbeeld van driehoek naar zeshoek). Na het maken van een veelhoek kun je het aantal zijden ook aanpassen met het kleine ankerpunt met het plus/min-symbool;
• Voor het Ster-gereedschap geldt hetzelfde als bij het veelhoek-gereedschap: gebruik de Pijl omhoog en Pijl omlaag om het aantal sterpunten aan te passen. Je kunt het aantal punten ook handmatig aanpassen met de ankerpuntschuifregelaar;
• Het Lijnsegment-gereedschap wordt gebruikt om rechte lijnen te maken door te klikken en te slepen. Je kunt lijnen op het canvas verplaatsen en aanpassen indien nodig;
• Verborgen of minder gangbare vormen zoals het Spiraalgereedschap zijn te vinden door op de drie puntjes in de werkbalk te klikken;
• Met het Vormgever-gereedschap kun je vrij tekenen en worden de vormen automatisch omgezet in basisvormen zoals cirkels, vierkanten of driehoeken. Je kunt ook vormen combineren door lijnen ertussen te tekenen.

Instellingen voor vulling en lijn

• Selecteer een vorm, ga naar het Eigenschappenpaneel > Vormgeving en pas de Vulling (binnenkleur) en Lijn (randkleur) aan;
• Vormen zoals lijnen (pad-gebaseerde vormen) hebben meestal geen vulling, en de lijn kan worden aangepast om de dikte van de lijn te vergroten. Voor open pad-vormen wordt het gebruik van een vulling afgeraden omdat dit een vreemd uiterlijk kan geven. Pas in plaats daarvan de lijn aan voor de gewenste dikte.

Selectietechnieken

• Het Lassogereedschap in Illustrator wordt gebruikt om specifieke ankerpunten of paden in vectorafbeeldingen te selecteren, in tegenstelling tot Photoshop waar het gebieden van een afbeelding selecteert. Ga naar de werkbalk, selecteer het Lassogereedschap (onder de Direct selectietool) en teken een selectie rond de gewenste punten;
• Na het selecteren van de punten, schakel terug naar de Direct selectietool om ze te verplaatsen of aan te passen;
• Het Toverstaf-gereedschap selecteert objecten met vergelijkbare eigenschappen (bijvoorbeeld lijnkleur, vulling). Dit gereedschap vind je bij de extra gereedschappen (drie puntjes in de werkbalk). Door een object met de Toverstaf te selecteren, worden andere objecten met dezelfde eigenschappen ook geselecteerd;
• De functie van de toverstaf is ook toegankelijk via het menu Selecteren > Zelfde, dat extra opties biedt zoals selecteren op Vormgeving, Vulling & Lijn, Dekking of meer;
• Het commando Selecteer omgekeerd selecteert alles behalve de huidige selectie. Dit vind je onder Selecteren > Omgekeerd. Je kunt hiervoor een aangepaste sneltoets instellen via Bewerken > Sneltoetsen, indien gewenst;
• Je kunt sneltoetsen in Illustrator aanpassen aan je workflow. Ga naar Bewerken > Sneltoetsen en wijs aangepaste sneltoetsen toe aan gereedschappen of menucommando's;
• Veelgebruikte gereedschappen kunnen vanuit de extra gereedschappen (onder de drie puntjes) naar de hoofd-werkbalk worden gesleept voor snellere toegang;
• Onder Selecteren > Object kun je selecteren op verschillende eigenschappen, zoals alle objecten op dezelfde laag selecteren of die met dezelfde lijn of vulling;
• Je kunt ook elementen zoals richtingshendels of penseelstreken uit dit menu selecteren voor meer nauwkeurige controle;
• Selecties kunnen opgeslagen worden voor later gebruik. Na het selecteren van objecten, ga naar Selecteren > Selectie opslaan en geef het een naam. Deze opgeslagen selectie kan snel opnieuw geselecteerd worden via het Selecteren-menu;
• Om een opgeslagen selectie te verwijderen, ga naar Bewerken > Selectie, selecteer de opgeslagen naam en klik op Verwijderen.