Docker-images: Applicatieblauwdrukken

Docker-images vormen de fundamentele blauwdrukken voor applicaties binnen het Docker-ecosysteem. Een image is een alleen-lezen sjabloon dat alles bevat wat nodig is om een stuk software uit te voeren, waaronder:

• Code;
• Runtime;
• Bibliotheken;
• Omgevingsvariabelen;
• Configuratiebestanden.

Images zijn ontworpen om draagbaar en consistent te zijn, zodat uw applicatie op dezelfde manier werkt, ongeacht waar de image wordt ingezet. Een Docker-image kan worden gezien als een momentopname of recept dat beschrijft hoe een applicatieomgeving moet worden opgezet en geconfigureerd.

Wat is een Docker-container?

Waar images bepalen hoe een applicatie eruit moet zien, zijn containers de daadwerkelijke draaiende instanties van die images. Een Docker-container is een lichtgewicht, zelfstandig en uitvoerbaar pakket dat zowel de applicatie als de afhankelijkheden bevat.

Wanneer u een container start, creëert Docker een beschrijfbare laag bovenop de image, waardoor de container zijn eigen status en wijzigingen kan behouden gedurende zijn levenscyclus.

Belangrijke punten over de levenscyclus van een container:

• Creatie: U maakt een nieuwe container aan op basis van een image;
• Uitvoering: De container voert uw applicatie uit als een geïsoleerd proces;
• Stoppen: U kunt een draaiende container op elk moment stoppen;
• Herstarten: Containers kunnen indien nodig opnieuw worden gestart;
• Verwijderen: Zodra u een container verwijdert, wordt deze van uw systeem verwijderd.

Alle wijzigingen die binnen een container worden aangebracht, gaan verloren wanneer deze wordt gestopt of verwijderd, tenzij u deze wijzigingen extern opslaat of vastlegt in een nieuwe image. Dit zorgt ervoor dat containers schoon, consistent en eenvoudig reproduceerbaar blijven.