1. Laagmaskers

Een masker toevoegen aan een laag helpt om delen van de laag te verbergen zonder pixelinformatie te verwijderen. Hier volgt hoe dit gedaan wordt.

• Laagmaskers zijn niet-destructief. De nieuwe miniatuur naast de miniatuur van de laag vertegenwoordigt het grijswaardenkanaal dat wordt aangemaakt wanneer je het laagmasker toevoegt;
• Je kunt een laagmasker bewerken om toe te voegen aan of af te trekken van het gemaskeerde gebied. De gebieden die je met zwart verft zijn verborgen, de gebieden die je met wit verft zijn zichtbaar, en de gebieden die je met grijstinten verft verschijnen met verschillende niveaus van transparantie;
• Door op de letter D op je toetsenbord te drukken, worden de kleuren teruggezet naar standaard: zwart als voorgrondkleur en wit als achtergrondkleur. In het maskerkanaal is dit omgekeerd. Wit is de voorgrondkleur en zwart is de achtergrondkleur;
• Om snel een laagmasker te maken, maak je een selectie van de delen van een laag die je wilt tonen. Maak vervolgens een nieuw laagmasker aan via de knop onderaan het lagenpaneel;
• Als je laagmasker niet perfect past, open het dan in de Selecteren en Masker-werkruimte van Photoshop om het masker te verfijnen, vergelijkbaar met hoe je dat doet bij gewone selecties;
• Standaard is een laag gekoppeld aan zijn laagmasker met het koppelingspictogram tussen de miniaturen in het lagenpaneel. De laag en het masker bewegen samen in de afbeelding wanneer je een van beide verplaatst met het verplaatsgereedschap. Door de koppeling op te heffen kun je ze onafhankelijk van elkaar verplaatsen en de grenzen van het masker afzonderlijk van de laag verschuiven;
• Een rood kruis verschijnt over de maskerminiatuur in het lagenpaneel wanneer het masker is uitgeschakeld. Om een masker te verwijderen, klik je met de rechtermuisknop op de laagmaskerminiatuur en kies je Laagmasker verwijderen.

2. Aanpassingslagen

• Om aanpassingen te maken aan afbeeldingslagen, selecteer eerst een afbeeldingslaag en ga naar Afbeelding > Aanpassingen in de menubalk. Merk op dat deze methode geen latere bewerkingen toestaat zonder opnieuw te beginnen;
• Maak in plaats daarvan een nieuwe aanpassingslaag door op het pictogram onderaan het lagenpaneel te klikken en de gewenste aanpassing te selecteren. Dit creëert een extra laag die bewerkt kan worden via het Eigenschappenpaneel;
• De aanpassingslagen beïnvloeden alle lagen eronder. Om aanpassingen toe te passen op individuele lagen, gebruik een Uitknipmasker;
• Een uitknipmasker in Photoshop is een functie waarmee één laag de zichtbaarheid van een andere laag bepaalt. De bovenste laag, het "uitknip"-laag, neemt de vorm aan van de laag er direct onder, de zogenaamde "basislaag". Dit betekent dat de inhoud van de uitkniplaag alleen zichtbaar is waar deze overlapt met de niet-transparante gebieden van de basislaag;
• Om een uitknipmasker te maken, klik je met de rechtermuisknop op de aanpassingslaag en selecteer je Uitknipmasker maken of houd de Alt-toets (Windows) of Option-toets (MacOS) ingedrukt en klik tussen de lagen.

Alle tools benutten

Laten we alle tools en vaardigheden die we tot nu toe hebben geleerd samenbrengen in een paar projecten.

• Bij het eerste project zie je hoe je de sfeer en kleuren van een afbeelding kunt veranderen.
• Bij het tweede project leer je hoe je de achtergrond van een afbeelding kunt veranderen en deze perfect kunt laten samensmelten met de nieuw toegevoegde achtergrond.