1. Verloopgereedschap

Het verloopgereedschap is essentieel voor het creëren van visueel aantrekkelijke ontwerpen en biedt meerdere modi en vormen die inspelen op verschillende artistieke behoeften.

• De sneltoets voor het verloopgereedschap is de letter G op het toetsenbord;
• Er zijn vijf vormen van verlopen: Lineair, Radiaal, Hoek, Gespiegeld en Diamant;
• Om het verloop toe te passen, klik en sleep om het verloop aan te brengen. De kleurstops kunnen worden aangepast om de overgang tussen kleuren te regelen;
• Gedetailleerde aanpassingen kunnen worden gedaan via het eigenschappenpaneel of door dubbel te klikken op het pictogram van de verloopvullaag in het lagenpaneel om de Verloopeditor te openen voor meer opties.

Let op: lagen of laagmaskers kunnen altijd worden gekopieerd door Alt (Windows) of Option (MacOS) ingedrukt te houden en de laag/het laagmasker te slepen.

2. Patronen

• Bij het selecteren van een patroon kan de weergave van het patroon worden aangepast. De hoek, rotatie en schaal kunnen worden ingesteld;
• Patronen kunnen ook worden geïmporteerd, geëxporteerd, verwijderd of georganiseerd via het "Patronen" venster;
• Om het patroon te wijzigen, ga naar "Venster" > "Patronen," en sleep een nieuw patroon over de aanpassingslaag;
• Tijdens het maken van een patroon en om te zien hoe het patroon wordt herhaald, kan "Patroonvoorbeeld" worden ingeschakeld via het "Weergave" menu;
• Wanneer tevreden, schakel "Patroonvoorbeeld" uit, ga vervolgens naar "Bewerken" > "Patroon definiëren," geef het een naam en sla het op;
• Om een patroon te maken van een afbeelding, selecteer een afbeeldingslaag en ga naar "Bewerken" > "Patroon definiëren" om het als patroon op te slaan. Dit werkt hetzelfde als eerder.